Sinds het ontstaan van de waardering voor de kunst ‘uit de marge’ waar men volgens velen meer oorspronkelijkheid en intensiteit aantreft dan in het centrum van de kunstcreatie, werden talloze benamingen bedacht voor de diverse subcategorieën. Vaak werd hierbij een sociologische benadering gebruikt, en sprak men van de ‘kunst van gekken’ (eind 18.e, begin 19.e eeuw), of van de kunst van leken, of men sprak van amateurs en zondagsschilders. Ook probeerde men termen te lanceren die een esthetische kwaliteit aanduiden: naïeve kunst, vanwege de verwantschap met de kindertekening of art brut vanwege een zekere ruwe, door de heersende cultuur onaangetaste vorm. Hierdoor werd onderscheid gemaakt, wat een heilloze richtingenstrijd zou opleveren. Het wordt tijd een overkoepelende benaming te gebruiken, die recht doet aan de eigenschap die gemeenschappelijk is, namelijk de stilistische afstand tot de bestaande beeldcultuur. Hiervoor lijkt het woord ‘singulier’ bij uitstek geschikt. Dit woord betekent etymologisch ‘op zichzelf staand’ en ‘uniek’. Het gebruik van de benaming singuliere kunst voor het totaal van uitzonderlijke creaties lijkt meer dan gerechtvaardigd.
- - verberg extra tekst